Toegepast in sluizen: voorziening waarmee twee (verschillende) waterniveaus op gecontroleerde wijze van elkaar kunnen worden gescheiden of met elkaar in contact worden gebracht. Typen: 1) deuren: toegepast voor het doorlaten van schepen, waarbij openen en sluiten dient te geschieden in stil water zonder verval*; 2) schuiven: dienen voor doorlaten van water, waarbij openen en sluiten zowel in stroom als onder verval kan geschieden. Functies: 1) beweegbaarheid: openen en sluiten, soms fixeren in een tussenstand; 2) waterkering: verval keren in gesloten stand; 3) waterafdichting: (in meerdere of mindere mate) in gesloten stand; 4) evt. waterdoorlating.